
Zaterdag was het 4 mei, dodenherdenking.
En officieel herdenken wij op deze dag allen – burgers en militairen – die in het Koninkrijk der Nederlanden of waar ook ter wereld zijn omgekomen of vermoord sinds het uitbreken van de Tweede Wereldoorlog, in oorlogssituaties en bij vredesoperaties.
Voor mij persoonlijk is deze dag veel meer. Meer dan de rest van het jaar sta ik op deze dag stil bij mijn voorouders.
De ‘ouders’ die ik in mijn genen meedraag.
De bijzondere mensen die ik nooit heb gekend, maar er wel voor gezorgd hebben dat ik ben, wie ik ben.
Hun kracht die ik iedere dag voel.
40 duizend jaar geleden trokken onze voorouders als nomaden de wereld over. Op zoek naar overleving.
Door planteneters te doden en vleeseters te overleven bereikten zij een luxe bestaan met vrije tijd onder stenen overkappingen en in diepe grotten.
Nog maar 150 jaar geleden veranderen mijn voorouders de bestuurlijke omstandigheden.
De omstandigheden waardoor zij hun collectieve intelligentie konden inzetten.
In korte tijd veranderden onze omstandigheden van overleven naar leven.
Althans in het Koninkrijk der Nederlanden.
Maar veel broeders en zusters in het zuiden van deze aardbol moeten dagelijks nog overleven.
Zij leven dagelijks nog in omstandigheden die wij 150 jaar geleden ook hadden.
Nog geen 150 jaar geleden was “onze” dagelijkse werkelijkheid bijvoorbeeld kindersterfte door vervuild water en slechte voeding.
Ziekte door malaria, pokken en mazelen.
De meeste mensen aten half verrot voedsel.
Kazen en broden die mislukt waren.
Niet het schone water dat diep uit de grond kwam.
Maar oppervlaktewater waarin het krioelde van de ziektes.
Onder deze omstandigheden moet een groot gedeelte van de genen van mijn voorouders leven.
Mijn broeders en zusters in Afrika, Zuid-Amerika en delen van Azië.
Vandaag op 4 mei sta ik extra stil bij de kracht en energie die mijn voorouders mij hebben gegeven.
De kracht en energie om mijn broeders en zusters die nog dagelijks moeten overleven te kunnen helpen.
Te kunnen helpen door hen te leren hoe zij hun omstandigheden kunnen verbeteren.
Want zij kunnen dit ook.
Want zij hebben dezelfde energie en kracht van onze gezamenlijke voorouders.
Zij kunnen zelf hun omstandigheden veranderen.
Zelf zorgen dat hun omstandigheden verbeteren.
Zorgen dat hun kinderen zullen overleven door het produceren van goed voedsel.
Door het drinken van schoon water.
Net zoals wij 150 jaar geleden zijn gaan doen.